Sporttechnisch

Inleiding:

Misschien heb je al gedroomd van salto’s en gedurfde sprongen van de springplank of toren. Misschien heb je al enige ervaring met turnen, acrobatie, tumbling en wil je dit combineren met een duik in het water, dan is schoonspringen misschien wel jouw sport.

Wat is schoonspringen?

Schoonspringen is een soort gymnastiek, het bestaat uit een acrobatisch reeks van oefeningen met als resultaat een duik in het water. Het springen kan gebeuren vanaf een verende springplank, 1m of 3m, het plankspringen genoemd, of vanaf een springtoren (torenplatform) met een hoogte van 5m,7.5m en 10 m, het torenspringen genoemd. Het zijn twee totaal verschillende disciplines die een totaal andere aanpak vragen.

Bij het aanleren van schoonspringen zijn een reeks van verschillende voorbereidende oefeningen in het water (onderwatertechnieken), van op de boord van het zwembad, van de startblok, en vanaf de 1m en de 3m plank. Daarnaast kunnen de voorbereidende oefeningen voor bepaalde sprongen ook buiten het zwembad gebeuren, met behulp van een trampoline / springplank… Een bijkomende turnopleiding kan een voordeel bieden voor het springen gemakkelijker te beheersen.

Om een goeie spring(st)er te worden, mag je geen hoogtevrees of watervrees hebben en moet je enthousiasme, moed en doorzettingsvermogen bezitten. Deze sport is zeker geen sport voor waaghalzen, maar in de eerste plaats voor goedgetrainde atleten, die hun lichaam perfect weten te beheersen.

Geschiedenis

Het schoonspringen is gegroeid vanuit de turnsport. Bij het begin van de vorige eeuw brachten Duitse en Zweedse gymnasten hun turntoestellen mee naar het zwembad. Alle toestellen (ringen, rekstok…) werden boven het water aangebracht en elke oefening werd door de turner met een elegante duik in het water afgesloten, zogenaamde “luchtgymnastiek”.

Rond de jaren 1880 begon de eerste echte competitie. De duiksport kon toen niet vergeleken worden met de het schoonspringen van vandaag. Toen werd bijna horizontaal het water ingedoken en het kwam erop aan, onder water de grootst mogelijke afstand af te leggen binnen de minuut.

Tijdens de Olympisch Spelen van 1904 in St-Louis stond duiken voor het eerst op het Olympische programma. Pas voor de spelen van 1908 hadden de officiële instanties voor het eerst een echte puntentabel, waarop de juryleden zich moesten baseren voor het toekennen van punten. De competitie was nog altijd een mannelijke aangelegenheid. Vanaf 1912 werden in Stockholm voor het eerst vrouwen toegelaten tot de duikcompetitie en dit enkel vanaf de rand van het zwembad. Het springen van de 3m en de 5m plank als te gevaarlijk beschouwd voor vrouwen. Tijdens de Olympisch spelen in Antwerpen mochten de meisjes wel van de springplank. Sinds 1928 staat eveneens het torenspringen voor vrouwen op het Olympische programma.

Technische info

In competitieverband worden sprongen uitgevoerd op een betonnen toren met een hoogte van 5, 7.5 of 10 meter en van de 1 of 3 meter plank. Bij de Olympische spelen wordt het springen alleen beoefend op de 10 meter toren en de 3 meter plank.

Een wedstrijd wordt gejureerd door vijf tot zeven puntenrechters die elke fase van de uitvoering bekijken met de nadruk op afzet, houding van het lichaam in de lucht, uitvoering van de salto en of schroef en de landing in het water (zo weinig mogelijk opspattend water). De verschillende sprongen hebben elk hun moeilijkheid waarmee rekening wordt gehouden tijdens het toekennen van de punten. Hoe moeilijker de sprong, hoe hoger de punten die worden toegekend aan een sprong.

Alle sprongen staan in een sprongentabel samen met hun moeilijkheidsfactor in het FINA boek (Federation International de Natation Amateur). De FINA is op wereldniveau het besturend lichaam voor alle zwemsporten. (link)

Tijdens wedstrijden bestaan de sprongen uit verplichte en vrije sprongen naar eigen keuzen.

Aantal sprongen

De wedstrijden worden zowel voor dames, als voor heren georganiseerd.

• Bij het plankspringen (1m en 3m) moeten de dames vijf opgelegde sprongen, en vijf vrij te kiezen sprongen uitvoeren. De heren voeren vijf opgelegde en zes

vrij te kiezen sprongen uit.

• Het torenspringen gebeurt steeds van de 10m–platform. De vrouwen moeten hier acht sprongen afleggen waarvan 4 opgelegde en 4 vrije oefeningen, terwijl de

heren zowel 5 opgelegde, als 5 vrije sprongen moeten maken.

Soorten sprongen

De FINA kent 82 verschillende duiksprongen, die in verschillende groepen zijn ingedeeld:

• Sprongen in voorwaartse richting: sta je met je gezicht naar het water en maak je een vooraf bepaald aantal salto’s.

• Sprongen in achterwaartse richting: sta je met je rug naar het water en draai je met de salto achterwaarts.

• Contrasprongen: sta je met je gezicht naar het water, spring je naar voren en draai je achterover.

• Binnenwaartse sprongen: sta je met je rug naar het water, spring je naar achteren en draai je voorover het water in.

• Schroefsprongen: kunnen de vier voorgaande starthoudingen worden aangenomen en maak je tijdens de vlucht door de lucht in de lengte as een draaiende

beweging.

• Handstandsprongen (enkel bij torenspringen van 5, 7, 10m)

De vijf verplichte en vijf vrije sprongen moeten elk uit een van deze voorgaande groepen komen.

De sprongen kunnen naargelang de soort sprong in verschillende houdingen uitgevoerd worden namelijk:

• Gestrekt (het lichaam is volledig gestrekt zonder flexie in de heup en de knieën, benen gesloten, tenen gestrekt, armen variabel, gebogen of opwaarts gestrekt, afhankelijk van de sprong)

• Gehoekt (het lichaam is in de heup naar voor gebogen)

• Gehurkt (het lichaam in gebogen in het heup- en kniegewricht)

• In vrije houding

De houding in de armen is veelal door de springer vrij te kiezen om wat meer variatie toe te laten.

Nuttige link : fina

KAZSc schoonspringen